Hoofdstuk 9 |
Een dagje verlof. |
![]() |
Op een door mijn "slapie" en mij ingediend verzoek, om één dag met verlof naar Penang te mogen gaan, wordt gunstig beschikt door onze kompagnie's kommandant de kapitein Bleeker.
Ter verduidelijking moet gezegd worden dat mijn "slapie", wat eigenlijk niets anders wil zeggen dan slaapbuurman, niemand anders is dan Evert van Beek, eveneens een echte Barnevelder. Het verlof gaat 's morgens om 8 uur in en eindigt dezelfde dag om 22 uur. Op deze tijdstippen zijn we aangewezen, omreden we met nog meer verlofgangers, door een legertruck zowel weggebracht als opgehaald zullen worden. Om ongeveer 10 uur komen we in het plaatsje Prai aan, waar we allen uit moeten stappen. Vervolgens moeten we met een veerpont overgezet worden om op het eiland Penang te kunnen komen, dat voor de westkust van Malakka is gelegen. Om 10.30 uur vertrekt de veerpont, vol geladen met mensen van allerlei slag. De overtocht zal ongeveer een kwartier gaan duren. 't Is prachtig weer en de helder blauwe zee schittert in de zonnegloed. Aan de reling staande, zien we het eiland Penang steeds meer naderbij komen. Soms zien we in de buurt van het schip kolossale zeeschildpadden zwemmen. We zijn dan ook echt in een vakantie stemming. De witte huizen van Georgetown kunnen we nu al duidelijk onderscheiden. Langzaam varend, draait de veerpont bij tot hij aan de kade ligt. Hier liggen nog veel meer schepen, waaronder het Nederlandse troepentransportschip "De Noordam", met Nederlandse mariniers aan boord. Deze jongens hebben hun militaire opleiding in de U.S.A. gehad, en wel in North Carolina, en zijn nu,op weg naar Indië, eveneens op Malakka gestrand. Zodra we voet aan wal gezet hebben, gaan we ons in de eerste plaats vergewissen of er misschien ook bekenden van ons aan boord zitten. En dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Er zitten verscheidene Barnevelders bij. Over en weer wordt het nieuws nu uitgewisseld. De een heeft nog sterkere verhalen dan de ander. Vervolgens gaan we een bezoek brengen aan de Penang-Hill, die vlak bij de stad ligt, op een hoogte van 2500 feet. Van bovenaf, heeft men een prachtig panorama over de stad Georgetown met haar prachtige natuurlijk gelegen baai. Iedere bezoeker van het eiland Penang, heeft zeer zeker een |
Verlofpas voor dinsdag 4 december 1945. |
bezoek aan de Penang-Hill op zijn programma staan. Een tandrad-baan brengt je naar boven, zodat men niet behoeft te klimmen, als dit een bezwaar mocht zijn. En om de prijs behoeft men dit niet te laten, want de kosten bedragen slechts 50 dollarcent. Boven gekomen, genieten we volop van het prachtige panorama. In de verte zien we het vasteland van Malakka liggen met de plaats Butterworth. Ook zien we het plaatsje Prai liggen, van waaruit we straks zijn overgestoken. |
![]() |
![]() |
![]() |
Chinese restaurants op de top van de Penang Hill |
Penang Hill |
In de blauwe baai, beneden ons, zien we vele schepen liggen en ook zelfs vier watervliegtuigen. Een daarvan is juist bezig op te stijgen, een schuimend wit spoor in het water achterlatend. Even later is het in de blauwe lucht verdwenen. Inmiddels hebben we echter ook trek gekregen in wat eten, waar waarschijnlijk ook de frisse lucht op de Penang-Hill debet aan zal zijn. Dat is echter geen probleem, want er zijn hier boven Chinese restaurants te kust en te keur. Onze keuze valt op een restaurant, waar men vanaf het terras een prachtig uitzicht heeft op de baai, beneden ons. Het eten bestaat uiteraard weer uit nasi-goreng, sama doea telor, en daarna nemen we nog ijskoffie met cake toe. Het heeft ons heerlijk gesmaakt,en we zijn het er dan ook roerend over eens dat de Chinese koks echt wel weten wat lekker is. Inmiddels wordt het tijd om weer op te stappen, want er moet nog heel wat bezichtigd worden. Zodra we weer beneden zijn, gaan we eerst een kijkje nemen aan het prachtige strand. De blauwe lucht, de even blauwe zee met de ruisende palmen, doen ons denken aan het eiland Hawaï. De zee is spiegelglad, alleen het geklots van de golven tegen de rotsen is te horen. Opgeschrikt uit onze mijmeringen, begeven we ons vervolgens naar de stad Georgetown. De bevolking van deze stad bestaat hoofdzakelijk uit Chinezen, Indiërs en Maleiers. Het verkeer in de overvolle straten bestaat uit toeterende auto's, van allerlei model, riksja's, fietsers en niet te vergeten de voetgangers. De meeste bewoners zijn Mohamedaan of Hindoe, wat dan ook te zien is aan de vele moskeeën en de prachtige met houtsnijwerk versierde tempels. In de winkelstraten vindt men talloze Chinese toko's, doch ook prachtige bazaars. Deze bazaars zijn grote warenhuizen, waar men letterlijk van alles kan kopen, tot de gekste dingen toe. |
||
![]() |
![]() |
![]() |
Chinese bioscoop in Penang |
Een andere bioscoop |
Een warenhuis in Penang
|
Ook de zwarte handel tiert hier welig. Van alles wordt er, openlijk of in 't geheim, te koop aangeboden, van kauwgom tot sloffen Amerikaanse cigaretten toe. 't Is dan ook een echte oosterse stad. Men ruikt het aan de geur,die er hangt, vooral in de Chinese wijken. Men ziet het aan de mensen, aan hun kleding, aan hun uiterlijk en ook aan hun gedragingen. We zien hier zelfs nog Chinese vrouwen lopen met strak ingebonden voeten, met de bedoeling om deze klein te houden, want dat wordt hier nog mooi gevonden. Het spreekwoord "Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden" is hierop zeker van toepassing. Ook zien we hier en daar opium-schuivers op hun “tempatje” liggen. Met glazige, niets zeggende ogen, liggen ze daar aan hun opiumpijp te lurken. 't Zijn vaak niet meer dan skeletten, verschrikkelijk! Die middag gaan we ook nog even naar het militaire hospitaal om een kameraad te bezoeken, die indertijd met ernstige vergiftigingsverschijnselen opgenomen is. Gelukkig maakt hij het, naar omstandigheden, goed en is heel blij ons weer eens te zien. Als we later weer in de stad lopen, zien we plotseling een bekende Barnevelder aankomen. Het is Henk Wilms, die hier in de omgeving van de stad ingekwartierd ligt, en dienst doet bij een gezagsbataljon. Wat is de wereld op zo'n moment toch klein. Op onze uitnodiging, gaat hij mee naar een Chinees restaurant dat in de buurt ligt, om wat te drinken en ook natuurlijk wat bij te praten. Men zegt wel eens: "Gezelligheid, kent geen tijd", en dat blijkt ook hier, want op een gegeven moment bemerken we dat het al 7 uur in de middag is. Na afscheid genomen te hebben, begeven we ons in de richting van de haven, want we moeten in ieder geval op tijd met de veerpont over naar het vaste land, want we zullen daar om 10 uur afgehaald worden. We lopen en lopen maar, doch waar we ook komen, in ieder geval niet bij de haven. We zijn de weg kwijt geraakt in deze vreemde stad. Inmiddels is het donker geworden en we hebben geen flauw benul, waar we ons bevinden. We lopen door allerlei smalle straatjes en steegjes, waar louche figuren rond schuifelen, totdat we op een gegeven moment weer op de hoofdstraat uitkomen. Inmiddels begint de tijd te dringen en we besluiten dan ook een riksja te nemen, zodat we toch op tijd bij de veerpont kunnen zijn. We zijn maar juist op tijd, want de pont staat op het punt te vertrekken. Zonder bijzondere voorvallen, komen we aan de overzijde in Prai aan. De militaire truck, die ons zal komen ophalen, is nog niet gearriveerd. De tijd die we nog over hebben, gebruiken we om nog wat vruchten te kopen. Niet lang daarna verschijnt de truck echter en nadat we ingestapt zijn, gaat het full-speed in de richting Lubok-kiab. Zo hebben we weer een zeer enerverende dag achter de rug, die ons nog lang bij zal blijven. |
|
![]() |
![]() |
Chinese tempel |
Het Militaire Hospital te Penang |
|