Hoofdstuk 10

Training, en een droom die werkelijkheid werd.
 
Ondertussen wordt de militaire training steeds zwaarder. Er gaat nu geen dag meer voorbij of we hebben uitrukkende dienst.
Door engelse jungle-instrukteurs worden ons verschillende technieken bijgebracht o.a. hoe bereikt men zo snel mogelijk het beoogde doel, vijandelijke kampementen besluipen en bestormen, hinderlagen leggen, hinderlagen en alarm-systemen van de tegenstander onschadelijk maken e.d.
De terroristen waar wij mee te maken zullen krijgen, hebben van de Jappen uiteraard het een en ander geleerd, en daar zullen wij dan ook zeer zeker rekening mee dienen te houden.
Vaak zal de vijand zich verstoppen door zich te bedekken met takken of klimt hij hoog in de boom, maakt z'n geweer daar zo vast dat het gemakkelijk alle kanten kan uitdraaien, om zo z'n slachtoffer neer te schieten. Daarna laat hij zich razend snel naar beneden glijden en verdwijnt in de jungle.
Ook spannen de terroristen vaak koorden dwars over paden en wegen, waar de vijand vermoedelijk langs zal komen,en verbergen zich dan in de nabijheid. Zodra het touw in beweging komt, schieten ze hun geweren daarop leeg en maken zich dan zo snel mogelijk uit de voeten.
Ook plaatsen ze wel eens, b.v. bij doorgangen, op scherp gestelde handgranaten, die ze dan laten exploderen door middel van een trekkoord, zodra er een vijandelijke patrouille in de buurt is.
Ook elke hangbrug dient aandachtig gekontroleerd te worden, want bijna doorgesneden, breekt hij zodra men er één voet op zet. En wee, de soldaten die in de kloof of de rivier storten, want ze zullen doorboord worden door de puntige stokken,die de vijand onder het wateroppervlak verborgen heeft.
Verder worden we ook getraind in kaartlezen, kompaslezen, zich oriënteren zonder die middelen, schieten, blindschieten (het richten op een geluid), handgranaat werpen en bajonetvechten.
Een gegraven stelling in een rubberbos achter ons kampement in Lubok Kiab

Deze trainings-oefeningen worden in 't algemeen gemotiveerd gevolgd, want we begrijpen héél goed dat in de toekomst het leven er wel eens van af kan hangen.
De oefeningen zijn trouwens erg afwisselend, wat de animo wel ten goede komt.
Verder wordt ons geleerd hoe we een rivier moeten oversteken, wanneer er ter plaatse geen brug is. We moeten dan, indien ter plaatse aanwezig, bamboe kappen en daar vlotten van maken of zo mogelijk een drijvende brug.
Dit laatste wordt, met een goed resultaat, in de praktijk beoefend aan de kali bij het pompstation.
Weer een andere keer moeten we in een rubberbos, in de nabijheid van ons kampement, ons leren ingraven. Dit is een heel karwei, want de bodem, die uit rode keileem bestaat,moet eerst met een pikhouweel los gemaakt worden, voordat men met een schop in de grond kan komen.
En dit alles moet dan gebeuren onder voortdurende aanvallen van een gefingeerde vijand, in dit geval een andere kompagnie.
Zo hebben we op 15 februari een 2-daagse oefening buiten het kampement, in de omgeving van het gewezen japanse vliegveld. Als we ons aan de rand van het vliegveld, in een verhoogde bosrand, ingegraven hebben, krijgen we vroeg in de ochtend, daarop volgend,  tegen 6 uur een aanval te verduren van onze tegenstanders.
Deze komen zwaar gecamoufleerd, onder dekking van de duisternis, over het vlakke veld, waarop de startbanen liggen, naar ons toe kruipen. Onder een oorverdovend gekrijs beginnen ze de aanval, als ze ons tot op korte afstand genaderd zijn. Over en weer wordt er hevig geschoten. Plotseling springt één van onze tegenstanders bij ons in de stelling, die we met boomtakken afgedekt en gekamoufleerd hebben.
Een rauwe kreet wordt gehoord,en dan blijkt dat deze tegenstander met z'n borst in de, op het geweer gezette, bajonet van Evert van Beek gesprongen is.
Algehele konsternatie, natuurlijk. De ernstig gewonde wordt, zo spoedig mogelijk afgevoerd naar het militair-hospitaal in Penang.
Gelukkig zijn er geen edele delen geraakt. Na een verblijf van enkele weken in het hospitaal, kan hij naar z'n onderdeel terugkeren.
Maar uit dit alles blijkt toch overduidelijk,dat het geen spelletje is, en dat men de realiteit niet uit het oog moet verliezen.
Tussen deze bedrijven door, hebben we gelukkig ook nog wel de tijd om ons te ontspannen en zelfs kreatief bezig te zijn.
Om te beginnen, we gaan vaak zwemmen in de kali, die langs ons kampement stroomt. Het is echter noodzaak dat we dit in groepsverband doen, vanwege de vele krokodillen die daar hun verblijf houden,en op de uitkijk liggen voor een hartig hapje.
Als men namelijk met een groep bij elkaar is, en maar veel kabaal maakt, blijven ze wel op een afstand. Men moet daar echter nooit alleen gaan zwemmen, want dan krijgt men beslist niet meer de kans, het na te vertellen.
Op een gegeven moment ontdekken we dat de Jappen,bij het pompstation, oorlogstuig in het water gedumpt hebben.'t Is daar echter erg diep, en het valt dan ook niet mee om zonder zuurstof reserve de bodem te bereiken.
Tenslotte wordt de moeite toch beloond en kan er een frans-bajonet aan de souvenir-voorraad toegevoegd worden.
Ook vlinders vangen is nog even een hobby geweest. Er vliegen daar namelijk prachtige exotische exemplaren rond, van een schoonheid, zoals wij die niet kennen. Maar al snel komen we er achter, dat wij militairen niet in de omstandigheden verkeren om deze exemplaren gaaf en goed te kunnen konserveren voor het latere nageslacht, reden dat we er dan ook snel mee gestopt zijn.
Een van onze jongens, Jan Elberts geheten, droomde op zekere nacht, dat ze samen een boot gemaakt hadden, waarmee ze over de kali in de richting Penang voeren.
Hij beleefde op die reis de meest fantastische dingen. Het leek wel een sprookje. Deze droom liet hem echter niet meer los. Zou de droom niet verwerkelijkt kunnen worden?
De boot kwam er, dank zij het onvermoeid arbeiden en het heldere technische inzicht van de "dromer".
Een paar verroeste zinkplaten, een paar balken, een bus met pek waren de bestanddelen.
Na verloop van tijd, kon de boot te water gelaten worden.

Er zat zelfs een roer aan, en ook een paar riemen ontbraken niet.
De bemanning die uit vrijwilligers bestond, waren géén van allen zwemmers.
Zo gingen ze dan,op een stille zondagmiddag, scheep voor Penang.
's Avonds om 9 uur grote ongerustheid bij de 2e.kompagnie. Waar zouden ze zitten, misschien waren ze al wel opgegeten door de kaaimannen?
Tegen 10 uur komt zelfs de kapitein kijken of ze al terug zijn.
Nog niets. 's Nachts om 2 uur komen de avonturiers eindelijk aan, luidruchtig onze

Staande vlnr: Wim Vonkeman, Jan Mulder, Wim Schimmel, Bouwmeester, Co Duiker.
Zittend vlnr: Gerrit v.d. Hoest, Johan v.d. Top.

slaap verstorend met de meest bizarre verhalen.
Het was allemaal heel goed gegaan. Vanaf het pomp-station, hadden ze zich met de stroom mee laten drijven, onderweg volop genietend van de prachtige natuur. Alleen de vele krokodillen, veroorzaakten wel enige angst. Ze hadden namelijk de liefhebberij om, als de boot langs kwam, van de oever in het water te duiken. Met hun lange torpedo-neuzen zwommen ze dan achter de boot aan.
Gelukkig durfden ze niet tot de aanval over te gaan.
Soms was de rivier breed, dan weer smal met vele stroomversnellingen. Maar helaas, geleidelijk aan werd het donkerder,en ze moesten hun weg op de tast gaan.
Iedereen begon dan ook naar het einde van de tocht te verlangen.
Plotseling dook er in de verte een lichtje op. Ze besloten daar maar aan land te gaan, en kwamen toen tot de ontdekking dat ze halfweg Penang zaten. In het duister worstelden ze zich door moerassen en sawahs naar de weg, die daar liep.
Daar werden ze door een chinese auto opgepikt en naar Sungei Petani gebracht. Helaas liep er geen auto meer naar het kampement Lubok-Kiab,en moesten ze dus een paar uur lopen.
Bij het kampement aangekomen, werden ze verwelkomd met "Halt of ik schiet".
Zo eindigde dan deze avontuurlijke reis van droom tot werkelijkheid.
Alle deelnemers waren het er over eens, dat ze de verdiende straf van "14 dagen streng", gaarne voor dit avontuur over hadden.

 

 

Terug naar de intro

Naar hoofdstuk 11